occupiers zijn de realisten

De kritiek op Occupy luidt dat de ideeën ervan tegenstrijdig of onrijp zijn. Dit mag zo zijn, maar de protestbeweging durft – anders dan de politieke elites – tenminste de werkelijkheid onder ogen te zien, betoogt John Gray in NRC.

Deelnemers aan de Occupybewegingen, die het afgelopen jaar in veel landen zijn opgekomen, hebben het verwijt gekregen dat ze onpraktische idealisten zijn, maar het zijn juist de gevestigde politieke klassen in het Westen die altijd maar utopisch blijven denken. De betogers wijzen op de werkelijkheid van de menselijke ervaring. Op grond van economische theorieën waaruit de mens werd weggelaten, werd de vrije wereldmarkt geacht zelfregulerend te zijn. Inmiddels voltrekt zich een proces van desintegratie. De structuren die na de Koude Oorlog werden opgezet, raken zichtbaar in verval.

Iedereen met historisch besef kon zien dat het overmoedige kapitalisme van de afgelopen twintig jaar zichzelf wel moest vernietigen. Het idee dat de onvergelijkbare samenlevingen in de wereld tot één vrije wereldmarkt konden worden verenigd, was altijd al een gevaarlijke fantasie. De openstelling van economieën overal ter wereld betekende dat gewone mensen rechtstreekser werden blootgesteld aan de schommelingen van de marktwerking dan generaties lang het geval was geweest. Het wereldkapitalisme vernietigde bestaande leefpatronen, beroofde grote aantallen mensen van de zekerheid die ze eventueel  hadden verworven en zou daarom onherroepelijk leiden tot een krachtige terugslag.

occupy realismeZolang de mondialisering van de vrije markt nog een illusie van groeiende welvaart wist te bewerkstelligen, was ze politiek onkwetsbaar. Toen de zeepbel barstte, kwam de werkelijke situatie  van de meerderheid aan het licht. In de Verenigde Staten is een economie ontstaan die doet denken  aan de oude plantages, met een schuldslavernij voor velen naast een extreme, vluchtige rijkdom voor weinigen. In Europa heeft de warrige droom van een gemeenschappelijke munt geleid tot sociale kaalslag in Griekenland, massawerkloosheid in Spanje en andere landen en voor sommigen zelfs tot een terugkeer naar een leven dat berust op ruilhandel. Een bezuinigingsbeleid dat de maatschappij in een draaikolk van schulddeflatie zuigt, leidt tot een soort omgekeerde economische ontwikkeling. In veel landen is een stabiel burgerbestaan – dat  toch  de  basis  zou moeten zijn van het volkskapitalisme – een onmogelijke ambitie geworden. Grote aantallen mensen bewegen zich in de richting van armoede en van een leven zonder hoop.

De  geschiedenis leert ons hoe gevaarlijk dit proces kan zijn. Een vanzelfsprekend soort overtuiging heerst dat een plotselinge ineenstorting, zoals in de voormalige Sovjet-Unie of onlangs in Egypte, zich  niet kan voordoen in geavanceerde markteconomieën. Deze veronderstelling zou de komende jaren weleens ernstig op de proef kunnen worden gesteld. Al zullen totalitaire massabewegingen  – zoals in de jaren dertig – misschien niet terugkeren, de Europese demonen zijn niet verdwenen. Het eeuwige antwoord van het volk op economische ontwrichting is nog altijd om minderheden en immigranten de schuld te geven. Zulk etnisch nationalisme  kan gruwelijk verwoestend zijn.

In de Verenigde Staten kan de ondergang van de middenklasse leiden tot een type politiek dat nog rancuneuzer en onbekookter is dan die van nu. Armoede en onzekerheid zullen nog verder  doordringen in het hart van de Verenigde Staten. De ontruiming van het Occupy Wall Street-kamp in het  New Yorkse Zuccotti-park  – door honderden politieagenten – wordt door de autoriteiten voorgesteld als een tijdelijke maatregel,  maar het is moeilijk te geloven dat de reactie op de protestbewegingen niet  repressiever zal worden als de economische achteruitgang  van Amerika doorzet. Met de voortgaande opkomst van schietgrage politici als Mitt Romney en de noodzaak voor Obama om hard op te treden, zou het onverstandig zijn om het vooruitzicht van een nieuwe, grote oorlog uit te sluiten.

Anders dan sommige betogers beweren, is het niet noodzakelijk om geheel terug te komen op de mondialisering – al zou dit kunnen gebeuren als landen beschutting tegen de storm zoeken in protectionisme. Het is veeleer dringend nodig om een ingetogener versie van de mondialisering ontwikkelen. Hierin groeien mondiale verbindingen organisch en worden landen niet bestraft omdat ze verschillende economische systemen hebben. Een meer versnipperde wereld zou ook weleens een stabielere wereld kunnen zijn. Ook dan zou nog een stelsel gemeenschappelijke regels nodig  zijn, maar er zou niet worden geprobeerd een eenvormig soort kapitalisme  op te  dringen. Overheden zouden kunnen optreden als rem op de marktwerking, in plaats van – zoals op dit moment, nu ze de schuld van roekeloze banken hebben overgenomen – te  verkeren in de positie van speculerende of insolvabele hedgefondsen.

Het probleem is dat de wereld geen instituut heeft met de bevoegdheid om de benodigde hervormingen door te voeren. In een multipolaire of  niet-polaire wereld,  zoals de onze is geworden, zijn de beslissende krachten geopolitiek. Het vooruitzicht in Europa is niet alleen dat van een steeds diepere recessie. Duitsland staat voor de keuze om de Europese Centrale Bank toe te staan de eurozone met massale geldverstrekking vlot te trekken of zich anders terug te trekken uit de eurozone, samen met andere noordelijke staten. In beide gevallen zal het Europese raamwerk, dat na de val van het communisme en de  Duitse hereniging werd ingericht, grondig worden gewijzigd. Terwijl de wereldmarkten hun  aanval op de landen aan de Europese buitenrand verleggen naar Italië, Spanje en binnenkort Frankrijk, ontmantelen ze de Europese inrichting van na de Koude Oorlog.

De opkomst van een tweeledige eurozone – met Duitsland aan het hoofd van een Hanzeachtige noordliga en Frankrijk als leider van de Middellandse Zee-landen – doorbreekt de Frans-Duitse  as, die nu al meer dan zestig jaar dient als spil van het continent. Een dreigende ramp in de eurozone  kan worden afgewend door de geldpers aan te zetten, maar de prijs is een hoge inflatie over enkele  jaren, terwijl de verschillen tussen de landen die aan het probleem ten grondslag liggen, blijven voortbestaan. De eurozone blijft het broze bouwwerk waarin maatschappijen met  verschillende loonkosten, groeiniveaus, geschiedenissen en politieke systemen in één kader zitten.

De Europese leiders wenden zich tot China, maar het is een illusie dat China een continent uit de brand zal helpen dat  het vermogen mist om zichzelf te besturen. Het gevaar is dat Europa  blijft dobberen totdat de markten hun vertrouwen verliezen, met als gevolg een wanordelijke  ineenstorting van de structuren in de eurozone. De Europese elites zien nog altijd niet onder ogen dat een radicale verandering onvermijdelijk is.
De eisen van de Occupy-beweging zijn misschien onrijp of tegenstrijdig, maar de betogers zijn niet degenen die de wereldeconomie bedreigen. Het gevaar komt van de ontkenning dat er een systeemcrisis is. In hun poging een systeem overeind te houden waarvan de werking chronisch hapert, maken onze leiders een rampzalige ineenstorting des te waarschijnlijker. Onder de leiders van de drie grote politieke partijen in Groot-Brittannië hebben de Labour-leider Ed Miliband en de Green Party het belang van de Occupy-beweging erkend. Occupy zou een waarschuwing moeten zijn voor de hele politieke klasse. De kampeerders hebben misschien geen duidelijke oplossingen, maar zij zijn degenen – niet de heersende elites met hun vergane marktutopie – die de werkelijkheid onder ogen zien.

John Gray is politiek filosoof en emeritus hoogleraar aan de London School of Economics. Hij is auteur van onder meer Liberalism (1986) en False Dawn: The Delusions of Global Capitalism (1998).

bron: nrc 26 nov 2011